Beste lezer,
Hier vind u alle opdrachten die ik voor Nederlands heb moeten maken voor grammatica.

Homoniem

Uitleg: Een homoniem is een woordgroep met verschillende betekenissen.

Voorbeelden:

- bank
- kleuren
- vliegen

- borden

Woordweb: probeer zoveel mogelijk onderschikkende voegwoorden op te schrijven

Les 5: Het benoemen van de bijzin

In deze les maken we de stap om de bijzin te benoemen als onderwerpszin, gezegdezin, lijdendvoorwerpszin, meewerkendvoorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin en bijwoordelijke bijzin.

De soorten zinnen worden ieder afzonderlijk behandeld.

Eerst krijg je een stukje uitleg en daarna pas je het toe in verschillende zinnen.

Het stappenplan in het kader is wel voor iedere soort zin hetzelfde.

Stappenplan:

1. Bepaal wat de bijzin is.2. Vervang de bijzin door een woord of een aantal woorden zonder werkwoord.3. Wat is de functie van dat woord in de hoofdzin? Dat is ook de functie van de bijzin.

 

Beantwoord de volgende vragen

  1. Onderstreep in de volgende zinnen het onderwerp dat bij de schuingedrukte persoonsvorm hoort:
  2. Welke is het onderwerp een bijzin?
  3. Welke zinnen enkelvoudig en waarom?
  4. Welke zinnen zijn samengesteld en waarom?

1. Wie heeft zout in de suikerpot gedaan?

2. Wie van jullie kan een goed mop vertellen?

3. Wie het weet moet zijn mond houden.

4. Dat stond vanochtend in de krant.

5. Dat verhaalword toveral verteld.

6. Dat hij gestolen had, schokte zijn ouders diep.

 

1. Wie heeft zout in de suikerpot gedaan? > Geen bijzin, enkelvoudig omdat er één persoonsvorm is.

2. Wie van jullie kan een goed mop vertellen? > Geen bijzin, enkelvoudig omdat er één persoonsvorm is.

3. Wie het weet moet zijn mond houden. > Bijzin, samengesteld omdat er meerdere persoonsvormen zijn.

4. Dat stond vanochtend in de krant. > Geen bijzin, enkelvoudig omdat er één persoonsvorm is.

5. Dat verhaal wordt overal verteld. > Geen bijzin, enkelvoudig omdat er één persoonsvorm is.

6. Dat hij gestolen had, schokte zijn ouders diep. > Bijzin, samengesteld omdat er meerdere persoonsvormen zijn.

Oefentoets incongruentie